koek Español

4 traducciones

Traducción	Contexto	Audio
galleta común 🇳🇱 Ik heb een koekje gegeten 🇪🇸 He comido una galleta 🇳🇱 Wil je een koek bij de thee? 🇪🇸 ¿Quieres una galleta con el té?	uso cotidiano
pastel raro 🇳🇱 De koek was vers en lekker 🇪🇸 El pastel era fresco y delicioso 🇳🇱 Ze bakte een grote koek voor het feest 🇪🇸 Ella horneó un gran pastel para la fiesta	literario
biscocho raro 🇳🇱 In Spanje eten ze vaak biscochos bij de koffie 🇪🇸 En España, a menudo comen biscochos con café 🇳🇱 De bakkerij verkoopt verschillende soorten biscochos 🇪🇸 La panadería vende diferentes tipos de biscochos	formal
galleta (colloquial) coloquial 🇳🇱 Laten we een koekje eten 🇪🇸 Vamos a comer una galleta 🇳🇱 Hij nam een koek uit de zak 🇪🇸 Él tomó una galleta de la bolsa	coloquial